Langlaufhistorie Nederland

De eerste langlaufsuccessen

In 1984 werd Ruben Krouwel dus de opvolger van Martin Aalbersberg. Tot 1992 won hij bijna alle meeste NK-titels. Tijdens zijn afwezigheid gingen een paar titels naar tweede man Kees Puijk of op de 50 km naar Joost van de Maarl.

Een bekende Nederlander werd Ruben als wintertriatleet. De variant met hardlopen, langlaufen en schaatsen beheerste hij als geen ander. Nederlandse toptriatleten, maar ook buitenlandse triatleten en langlaufers beten zich ieder keer weer op hem stuk. 5 triatlons in Inzell, een triatlon in Weissensee, één in Finland en één in Ottawa hadden steeds twee dingen gemeen: ze hadden veel TV-aandacht en steeds dezelfde winnaars: Ruben Krouwel en Marianne Vlasveld. Vlasveld behaalde daarbij ook in het mannenveld steeds unieke prestaties.

De andere langlaufers, Kees Puijk, Niels Hopman, Rob Stevens en Nils Boomsma behaalden steeds topklasseringen. In 1991 bezetten de langlaufers zelfs de drie eerste plaatsen. Deze dominantie werd de organisatoren zo’n doorn in het oog dat op alle manieren geprobeerd werd Krouwel van weer een zege af te houden.

Toen er in 1991 erg weinig sneeuw was werden er twee loopparkoersen ingepast en zodanig verlengd. Onder de gelijktijdige inkrimping van het veel te vlakke langlaufparkoers betekende dit dat Mark Koks wel moest winnen. Maar ook onder die omstandigheden was Krouwel niet te verslaan. Al deze tv-optredens maakte de langlaufploeg zelfs aantrekkelijk voor sponsors.

Als langlaufer werd Krouwel wel steeds beter, maar kon toch niet echt doorbreken, net als de overige Nederlandse langlaufers. Op Lowlander-niveau werden veel medailles gehaald, vooral door Krouwel, maar op WC-niveau bleef de ploeg toch redelijk in de achterhoede. Bij gebrek aan FIS-punten werd gerekend met percentages tijdsachterstand en zo de prestaties gemeten.

Tot de komst van Jan Jacob Verdenius stak Krouwel, net als Vlasveld bij de dames, met kop en schouders boven de Nederlandse concurrentie uit. Een hoogtepunt voor de toenmalige seniorentop was de WK-deelname in het Finse Lahti, waar een half miljoen toeschouwers op af kwamen. Voor het eerst had Nederland een dames en herenestafetteploeg aan de start met de mannen Krouwel, Puijk, Hopman, Stevens en Boomsma en de vrouwen Vlasveld, Ten Bosch, Van Schijndel, Van de Bunt en Van Driel.

Ruben verhuisde al vroeg in zijn carrière naar het Zweedse Borlänge, maar de rest van de ploeg profiteerde enorm van het ‘Holland House’ in Ramsau. Wim en Paula Vermeulen huurden vanaf 1991 in het Oostenrijkse langlaufmekka Haus Karlsruhe om de selectie voor een groot deel van het jaar onderdak te bieden. Samen met het aantrekken van de Tsjechische trainer Jirka Blaha gaf dit de ploeg nog een keer een behoorlijke zet in de rug. Het hegemonie van Krouwel begon te wankelen.

Nieuwkomer Vincent Vermeulen was de eerste die hem op een NK (Weissensee) versloeg. En toen kwam er nog een concurrent-medestrijder van niveau bij: Jan Jacob Verdenius. Deze Nederlander, die al vanaf zijn derde vlakbij Trondheim woont, wilde zich graag voor de junioren WK kwalificeren en kon dat als Nederlander alleen via de Nederlandse Ski Vereniging.

Op zijn eerste NK in Weissensee gaf hij meteen zijn visitekaartje af. De eerste wedstrijd werd hij nog afgetroefd door Niels Hopman en Kees Puijk, maar de volgende wedstrijden sloot hij winnend af.

In datzelfde jaar werd hij voor Nederlandse begrippen sensationeel 17e op de junioren WK in Harrachov. Na een succesvolle WK in Falun (de herenestafetteploeg liet 6 landen achter zich) en veel prijzen op de eerste officieuze WK Rolski in Den Haag ging de ploeg vol vertrouwen de winter in. Tijdens de november trainingsstage in Haus Karlsruhe in Ramsau gebeurde echter iets vreselijks: trainer Jirka Blaha overleed aan een hartstilstand. Voor een groot deel van de ploeg betekende dit zo’n mentale opdoffer, dat bijna een generatie aan het eind van het seizoen of iets later met de sport stopte.

De opkomst van het recreatief langlaufen en skiwandelen

Al heel lang nemen Nederlanders deel aan het wintersportgebeuren in de Alpenlanden en Scandinavië. Ging het daarvoor louter om alpineskiën, vanaf de jaren 80 gaat ook een behoorlijk deel langlaufen en skiwandelen.

Het actief bezig zijn in een heerlijke, ongerepte, rustige natuur werd door velen als zeer positief ervaren. De kosten van een langlauf- of skiwandeluitrusting zijn relatief laag en de meeste skiwandelaars vonden het niet nodig om lessen te nemen. Wat dat betreft werd langlaufen onderschat: het leek veel eenvoudiger dan skiën. Langlaufen had ook te maken met een imagoprobleem. Het werd vaak afgeschilderd als sport voor ouderen, die niet meer durfden alpineskiën.

De tv-successen van Ruben Krouwel, Kees Puijk en Marianne Vlasveld op wintertriatlons, Poolsurvivals en Superstars hebben er zeker toe bijgedragen dat de langlaufers gaandeweg met andere ogen bekeken worden. Een ander imago werd geboren: ‘dat is wel een erg vermoeiende sport’.

De meeste Nederlanders gingen op eigen houtje op langlaufwintersport, maar er kwamen ook steeds meer touroperators die langlaufreizen aanboden. Kras en Bex rijden tegenwoordig elke winter met heel veel bussen langlaufers richting de Alpen. De sneeuw in het Sauerland, Eifel en Ardennen (en zelfs Nederland) in de jaren ’80 hielp ook om de sport populairder te maken. Maar sinds het begin van de jaren ’90 is sneeuw in deze dichtbij langlaufgebieden meer uitzondering dan regel.

De langlaufverenigingen en de Nederlandse Ski Vereniging hebben de recreatieve langlaufers niet echt aan zich kunnen binden. De meeste langlaufverenigingen waren of zijn te prestatiegericht en de echte recreatieve verenigingen richten zich voornamelijk op de rolskitocht.

Het aandeel langlaufers bij de Nederlandse Ski Vereniging is ook altijd lager gebleven dan het werkelijke aantal langlaufers. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het alpine-imago van de N.Ski.V. en met het feit dat de populaire NSkiV-verzekering voor langlaufers minder profijtelijk was en is dan voor hun ski- en boardcollega‘s.

Er waren wel veel initiatieven om de wat sportievere recreanten aan de NSkiV en de clubs te binden. Zo werden in 1981 naast de A- en B- kampioenschappen ook debutantenwedstrijden bij de Nederlandse kampioenschappen ingevoerd en waren er geregeld (vanaf de NK in Isny 1985) ook recreatieve programma’s bij de NK’s.

De laatste jaren wordt dit programma onder de naam SneeuwActief aangeboden. In 1992 maakten in het kader van het ‘speerpunt rolski’ veel mensen kennis met rolskiën. Er waren toen speciale projecten voor ouderen en jeugdigen. Er werden ook 3 Overrolweekenden gehouden voor recreatieve rollers. Meer dan 100 deelnemers kregen in dat kader op de Veluwe veel informatie, techniekinstructie en konden tochten rollen.

Langlaufen op de kunstskibaan

Sinds het ontstaan van kunstskibanen in Nederland zijn er ook enkele borstel-pistes voor langlaufers aangelegd. Op deze manier kan men op een gewone uitrusting de langlaufbeweging imiteren.

Voor mensen die kennis wilde maken met langlaufen ligt de drempel voor de kunstskiloipe veel lager dan voor de rolski’s. Door de nogal van de sneeuw verschillende omstandigheden is het echter erg moeilijk om er de juiste sneeuwtechniek aan te leren. Maar voor gewenning, remmen en afdalen is de kunstloipe zeer geschikt.

De Rus Pavel Koltschin op eigen gemaakte rolski's
De Rus Pavel Koltschin op eigen gemaakte rolski’s

Verenigingen als Bedaf (Uden) en Gouda hebben een eigen kunstloipe en zetten ieder jaar veel nieuwe langlaufers in de loipe. In de 80-er jaren was er ook een wedstrijdcompetitie op de kunstloipes, waaraan naast echte kunstbaanspecialisten ook wel gewone wedstrijdlanglaufers deelnamen. Er zijn zelfs een paar Nederlandse kampioenschappen kunstskibaan georganiseerd.

Nederlandse sneeuw

Sneeuw in Nederland wordt steeds zeldzamer. Toch zijn er goede winters geweest. In de winter van 1981/1982 bijvoorbeeld lag er in Nederland wel vier weken sneeuw. En in de winter van 84/85 werden er vijf echte langlaufwedstrijden in Nederland georganiseerd, waarvan er drie op Studio Sport kwamen.

Maar ook recenter kon er in Nederland gelanglauft worden. In de winter van 2000 zelfs op het Noordzeestrand! Er hoeft maar weinig sneeuw te liggen om (op oude ski’s) te kunnen langlaufen.

De sneeuwrijke winters in de jaren ’80 hadden tot gevolg dat langlaufclubs, VVV‘s en de Nederlandse Ski Vereniging op veel plaatsen in het land voor goed uitgezette loipes zorgden. Er zijn zelfs verschillende provisorische loipe-machines in Nederland. Maar de sneeuw in Nederland is zo zeldzaam geworden en als er al sneeuw ligt is het zo kort dat de meeste draaiboeken in de kast blijven liggen.

Dus moeten we het doen met de sneeuwhallen, maar daar zijn langlaufers een hoge uitzondering. Als er al interesse zou zijn, zijn afdalende skiërs en klimmende langlaufers moeilijk te combineren.

Marathon langlaufen

Het deelnemen aan langlaufmarathons heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse langlaufwereld. In het begin (vanaf 1970) waren het voornamelijk individuele deelnemers.

Hans Biesboer was aan het eind van de jaren 70 de eerste met aansprekende resultaten. In de jaren ’80 was Ton Rueck de grote voorvechter van het marathonlanglaufen. Hij was ook degene die de marathonreünie in het leven riep, waarbij er voor alle beste Nederlanders in een langlaufmarathon een beker werd uitgereikt.

De marathoncommissie bracht wat meer structuur in het geheel. De commissie, onder leiding van Zby Vavra en Gezina Perkaan, riep de Marathon Cup (later Holland Skiloop) in het leven en werd organisator van de Pontresina-stage.

Deze wintervoorbereidingsweek voor wedstrijd- en marathonlanglaufers, in de eerste week van december, werd vanaf 1984 tien maal georganiseerd en had op haar hoogtepunt ruim 80 deelnemers. In 1986 formeerde bondscoach Teeling het Golden Cup Marathonteam.

Onder leiding van teamcaptain Zby Vavra nam dit team aan veel grote marathons deel. Bekendste namen uit deze marathonselectie: Anja Wolthuis, Ria Uijtewaal, Bianca Teeling, Carolien ten Bosch, Marja de Moel, Leo Lansbergen, Haje Visser en Frans Thevis. Carolien ten Bosch behaalde de meest aansprekende resultaten, waaronder de eerste plaats in de Euroloppet.

Opleidingen

Tot 1985 organiseerde de Nederlandse Vereniging van Ski (tegenwoordig Sneeuwsport) Leraren (NVVS) de diverse opleidingen voor ski- en langlaufleraren. In 1984 werd er ook een rolski-applicatie voor langlaufleraren georganiseerd. Op het CIOS Sittard hebben Koos Sins en Ferda Cervenka veel instructeurs en leraren opgeleid.

In 1985 organiseerde de Nederlandse Ski Vereniging voor het eerst een opleiding voor langlauf- en rolskileraren. In de eerste twee jaren was de opleiding voor langlauf-rolskileraar 1, zoals de opleiding toen heette, gedeeld in een rolskideel en vervolgens voor een deel van de deelnemers het langlaufdeel.

Pas in het begin van de ’90-er jaren nam de NSkiV ook de alpineski- en boardopleidingen op zich en werd de NVVS weer echt de belangenbehartiger voor instructeurs, leraren en trainers. In 1986 volgde een tweede opleiding voor langlauf-rolskileraar en zette Joop Brand op het CIOS Overveen de eerste stappen naar een differentiatie langlauf en rolski. Vanaf 1987 tot 1995 leverde hij samen met Sidney Teeling (en vanaf 1996 met Rita van Driel en Frans Jansen) maximaal 50 langlauf- en rolski-instructeurs per jaar af.

In 1988 organiseerde de opleidingscommissie de eerste (experimentele) trainerscursus en in 1993 volgde de tweede. In 1989 startte Sidney Teeling met Hans Wiertzema een opleiding voor langlauf- en rolski-instructeurs op de ALO Groningen. In de jaren ’90 werden hier ook vijf lichtingen instructeurs afgeleverd.

Aan de roep om gekwalificeerd kader vanuit de recreatieve rolskiclubs werd gehoor gegeven met twee cursussen rolskitoertochtbegeleider. De NVVS was verantwoordelijk voor de langlauf-bijscholingen maar riep vaak de hulp in van de docenten van de NSkiV Marianne Vlasveld, Peter Heijnis, Allard Kappetein, Sidney Teeling en Hans Sinke om deze bijscholingen vorm te geven.

In 1997 werd de voorlopig laatste opleiding voor langlauf-/rolski-instructeurs (A) afgesloten. Terwijl men op het CIOS Sittard nu echt is gestopt, organiseert het CIOS Arnhem inmiddels ook een opleiding voor langlauf-,rolski- en skate-instructeur, die echter formeel niet meer conform de VWS-erkende opleiding langlauf-/rolski-instructeurs is.

Het CIOS Overveen gaat ook in de richting van de combinatie langlauf, rolski, schaatsen en skaten. In 2002 is de Nederlandse Ski Vereniging, na wat aanpassingen, weer een nieuwe instructeurscursus gestart. In deze aangepaste opleiding is meer plaats voor de ‘Nederlandse’ onderdelen rolski, kunstloipe en indoorsneeuwbaan gemaakt en het sneeuwgedeelte ingekort.

Lees verder over de afdeling langlauf en rolski:

Pagina's: 1 2 3 4